Vóór de Franse overheersing van de Republiek der Verenigde Nederlanden diende er hier een beroepsleger dat bekend staat als het Staatse Leger.

Voor een niet onbelangrijk deel bestond het uit vreemdelingen, vaak waren het Duitsers, Zwitsers en Schotten. Maar ook landlopers en avonturiers namen dienst. Velen bleven na hun diensttijd in de Republiek, stichtten een gezin, en hebben nakomelingen tot in de huidige tijd.

 

 

 

Napoleon Bonaparte

Met de komst van Napoleon veranderde er veel. Zo voerde hij een soort van dienstplicht in [Nationale Militie] met, voor hem vanzelfsprekend, een bijbehorende zorgvuldige administratie.

Thans zijn de documenten uit deze administratie een niet onbelangrijke bron bij het genealogisch onderzoek. Vele Nederlandse archieven hebben hieruit afkomstige documenten gedigitaliseerd die nu via het internet zijn te raadplegen. Helaas zijn in de loop der jaren veel van deze documenten verloren gegaan.

Zoeken naar de naam Heijstek (en overige schrijfwijzen) op de websites van de Nederlandse archieven leveren vele records op. Samen bevatten ze genoeg informatie voor een nader onderzoek. Door de beschrijving van hun signalement kunnen we ons nu nog een beeld vormen hoe voorvaders er op jonge leeftijd hebben uitgezien. Zo weten we wat hun haarkleur was, de vorm van bijvoorbeeld het aangezicht, de neus of de wenkbrauwen en of er merkbare kentekenen zoals littekens op het hoofd waarneembaar zijn.

 

Dienstplicht versus Nationale Militie

Tegenwoordig kent men in Nederland geen opkomstplicht meer voor de militaire dienstplicht. Vele van de minder jonge mannen onder ons kijken met gemengde gevoelens terug naar de tijd waarop ze op nog jonge leeftijd (19-20 jaar) werden voorbereid weerstand te bieden voor het geval troepen uit het oosten de landen in West-Europa zouden binnenvallen. Deze dienstplicht was gebaseerd op de Dienstplichtwet voor Land- en Zeemacht van 1 maart 1922. Op die datum werd de Nationale Militie opgeheven; het bijbehorende systeem van lotingen werd echter pas in 1938 afgeschaft. Een niet onbelangrijk aantal van onze voorvaders hebben de aan hun opgelegde plichten jegens de Nationale Militie uitgeoefend.

 

Van vrijwillig naar dienstplicht

Militieregister is een overkoepelende term voor de administratie van dienstplichtige mannen. Na het vertrek van Napoleon waren de Nederlandse machthebbers, wegens gebrek aan vrijwilligers, genoodzaakt de dienstplicht te handhaven. In Nederland werd in 1811 de dienstplicht (conscriptie) ingevoerd. In 1814 werd bepaald dat op iedere 100 inwoners één militielid moest worden aangewezen. Op 27 februari 1815 werd daartoe de eerste Militiewet van kracht en deze werd twee jaar later vervangen door de wet voor oprichting van de Nationale Militie.

 

Inschrijving en loting

Op grond van artikel 15 van de Militiewet werden jaarlijks alle mannelijke ingezetenen die op l januari hun negentiende jaar waren ingegaan, in de woongemeente van hun ouders ingeschreven. In de maand januari was men verplicht zichzelf bij de burgemeester en wethouders van de woonplaats aan te geven. De inschrijvingsregisters werden opgesteld op volgorde van binnenkomst. Vervolgens werden de inschrijvingen op alfabetische volgorde gezet. De alfabetische lijsten werden in tweevoud gemaakt en gecontroleerd: één exemplaar ging na loting terug naar de gemeente, één ging naar de militiecommissaris.

De inschrijving bracht ieder jaar weer vele verrassingen en misverstanden met zich mee. Zo kon het gebeuren dat iemand zijn geboortejaar of -plaats niet wist of zich daarin vergiste. Onwetendheid en administratieve slordigheid was meestal de oorzaak van de gemaakte fouten.

Inschrijving Jan Heijstek

 

Voorbereiding op de loting

Was de inschrijving voltooid dan werd aan de hand van de registers bij Koninklijk Besluit vastgesteld hoeveel militairen iedere provincie moest leveren. Zuid-Holland bijvoorbeeld, als provincie met de meeste inwoners, moest ook de meeste soldaten leveren. Deze provincie was verdeeld in vier militaire districten, Den Haag, Rotterdam, Leiden en Dordrecht. Deze vier districten waren weer onderverdeeld in 28 militiekantons. In de kantons vonden de lotingen plaats.

 

 

Lotingsregister

De militiecommissaris van een kanton zorgde voor een publiekelijke loting. Het lotingsregister werd in tweevoud opgesteld, op volgorde van lotnummer. Een hoog lotnummer betekende meer kans op vrijstelling. Na loting werd het lotnummer ingevuld in het inschrijvingsregister en op de alfabetische naamlijst. Vervolgens gingen de lotingsregisters naar de Militieraad, die redenen tot vrijstelling beoordeelde en gegevens in het register aanvulde. De militiecommissaris leverde alle registers in bij de Commissaris van de Koning. Het tweede exemplaar van het lotingsregister ging terug naar de gemeente.

Jan Heijstek, lotingsnummer 7

 

De loting

Door de Commissaris van de Koning werd per kanton een lotingplaats aangewezen. Voor elke gemeente werd afzonderlijk geloot en een ieder, die daarbij betrokken was, mocht persoonlijk een nummer trekken. Er waren nummers die de loteling voor de vervulling van de militieplicht vrijstelde. “Een niet” was een laag nummer dat een oproep voor de dienst betekende. De loterij werd gezien als een uiterst serieuze aangelegenheid waarbij iedere schijn van partijdigheid moest worden vermeden. Het minste of geringste foutje betekende al snel een naloting.

Op de lotingdag was het een drukte van belang, niet alleen in het gemeentehuis of school waar de nummers getrokken werden, maar ook in de kroegen en de straten in de directe omgeving.

Loting

 

Vrijstelling voor Willem Heijstek; zijn ouders waren naar de USA vertrokken

 

Rumoer en ongeregeldheden

De regeling van de gemeenten om in een kanton op één en dezelfde dag de trekking te houden bezorgde de militiecommissarissen ieder jaar weer vele hoofdbrekens. De onderlinge rivaliteit tussen de dorpen was vaak groot en de lotingdag, met zijn drank en opwinding, werd beschouwd als een mooie gelegenheid om bestaande veten uit te vechten. Ook onderweg kon het behoorlijk onrustig zijn. De drank en hun uitbundigheid over het uitloten of hun teleurstelling over het inloten maakten de lotelingen soms baldadig.

 

De eerste zitting van de militieraad

De zittingen van de militieraad waren voor de lotelingen spannende gebeurtenissen waarbij de emoties hoog konden oplaaien. Soms was er sprake van een verzachting van de dienstplicht. Slechts een beperkt aantal van de lotelingen moest ook daadwerkelijk dienen. Wie ingeloot werd, kon eerst proberen vrijstelling te krijgen. Degenen die een reden van vrijstelling hadden opgegeven moesten voor de militieraad verschijnen. De belangrijkste vrijstelling was de broederdienst. Ook werd men vrijgesteld als men enige zoon was. Van een gezin met een even aantal zoons moest de helft in dienst, van een oneven aantal het kleinere deel. Een theologiestudie of werkzaam zijn als schoolonderwijzer waren een argument om te worden vrijgesteld.

Gerrit Heijstek uit Werkendam vrijgesteld vanwege lichamelijk gebrek; doofheid

 

Barend Heijstek, vrijgesteld wegens broederdienst

 

Als er geen reden tot vrijstelling was, dan kon een vervanger worden aangesteld. Dit kon een remplaçant zijn (iemand die zich dat jaar niet hoefde aan te melden) of een nummerverwisselaar. Iemand die dat jaar was uitgeloot; hij ruilde dan voor een lager lotnummer. Door middel van krantenadvertenties boden nummerverwisselaars hun dienst aan. Vanaf 1898 werd deze mogelijkheid bij wet verboden en vervangen door persoonlijke dienstplicht.

In de meeste gevallen werd de jongeman een jaar vrijgesteld en moest hij zich het volgende jaar opnieuw aanmelden. Dit tot een maximum van zeven jaren.

 
Jan Heijstek uit Emmikhoven werd na herkeuring toch aangewezen om dienst te nemen. Zijn handicap was dat hij stotterde

Ziekten en gebreken

In 1862 werd een reglement opgesteld met de ziekten of gebreken die een kandidaat ongeschikt maken voor de krijgsdienst te land of te water. In de lotingsregisters vanaf 1863 is daarvoor een aparte kolom: “’Zoo vrijstelling wegens ziekelijke gesteldheid of gebreken is verleend, nummer, waaronder de ziekte of het gebrek in het reglement op het geneeskundig onderzoek voorkomt.” Het nummer in deze kolom correspondeert met een ziekte uit het reglement. Zo kon bijvoorbeeld een jongeman medisch ongeschikt worden verklaard als hij een lengte had van 1,55m of minder, een lichamelijk gebrek had.

 

 

De tweede zitting van de militieraad

Voor degenen die ondanks de lotingen en de vrijstellingen toch in dienst moesten stond nog een laatste mogelijkheid open om gebruik te maken van een plaatsvervanger. Dit werd behandeld in de tweede zitting van de militieraad een maand na de eerste zitting. Ondanks de ongeveer 700 gulden die een plaatsvervanger kostte, werd er in Zuid-Holland veelvuldig gebruik van gemaakt.

 

Enige Heijstek voorouders tijdens Militie

Bij verschillende van onze Militie-plichtige voorvaders zijn interessante aantekeningen te lezen.

 

Antonie Heijstek van Colijnsplaat

In 1806 diende hij in het Zeeuwse legioen en was fuselier in het 5e Regiment Infanterie van Linie. Antonie werd krijgsgevangen genomen door de Engelsen en is in 1809 als soldaat in dat leger gaan dienen. Hij nam in 1813 bij Kamperland deel aan de slag tegen de Franse vloot.

Terug in Nederlandse dienst werd hij in 1817 voor onbepaalde tijd als fuselier ingedeeld bij het 2e Bataljon Artillerie van Linie.

 

Antonie Heijstek van Colijnsplaat

Antonius Marius Heijstek uit Amsterdam

Op 1 maart 1811 werd hij Cadet fuselier. Op de 10e januari 1818 werd hij bevorderd tot 2e luitenant. Nam deel aan de veldslag bij Waterloo en werd gedecoreerd als Ridder Militaire Willemsorde 4e klasse [deze onderscheiding heeft hij later weer moeten inleveren; red]

Voor een handgeld van tien gulden en vijftig centen werd hij op 18 juni 1824 als soldaat voor onbepaalde tijd in dienst genomen. Tien dagen later vertrok hij met het schip Rubens naar Oost-Indië.

 

Cornelis Heijstek uit Almkerk

Werd op 15 maart 1899 ingelijfd bij het 6e Regiment Infanterie. Door de legerleiding werd hem toegestaan zich tot 1 juni 1902 te vestigen in Duitsland. Verder was hij gelegerd in Dantumadeel, Dwingeloo en Staphorst. Op 1 juli 1905 werd hij overgeplaatst naar het 8e Regiment Infanterie.

 

Jan Heijstek uit Hendrik Ido Ambacht

Hij deed plaatsvervangende dienst voor Dirk Heijstek uit Rotterdam. Op 16 augustus 1828 heeft hij voor zes jaar dienst genomen bij de 9e afd. Infanterie. Dit onderdeel werd ingezet nadat de Belgen in opstand waren gekomen tegen de Nederlanders. Hoewel er geen bewijs voor is gevonden, kan Jan Heijstek tijdens een van de veldslagen gewond zijn geraakt. Zeker is dat hij op 21 april 1831 in het hospitaal van Breda is overleden.

Johannes Jacobus Heijstek uit Dordrecht

In 1814 voor de duur van zes jaren toegevoegd aan Fuseliers van de 7e Compagnie.

Op 17 december 1814 overgegaan naar de Marine.

Maarten Heijstek uit Hendrik Ido Ambacht

6 mei 1830 aangesteld als milicien voor de duur van vijf jaren, zijnde verwisselaar met Hendrik Molendijk.

 

Teunis Heijstek uit Fijnaart

Op de 25e augustus 1829 heeft hij dienst genomen. Teunis werd tweemaal gedecoreerd. Op 5 februari 1832 werd hem het Metalen Kruis opgespeld en op 6 december 1835 ontving hij de Bronzen Medaille.

Het Metalen Kruis (het Hasselt Kruis) is een Nederlandse onderscheiding dat werd toegekend aan hen die aan de Tiendaagse Veldtocht hadden deelgenomen. De Bronzen Medaille zou aan hem toegekend kunnen zijn voor deelname aan de belegering van de Citadel van Antwerpen.

 

Metalen Kruis