Maandag 17 december 1923. Goedgehumeurd verliet Casper Paulus Heijstek zijn Haarlemse woning. Gewoontegetrouw, en zoals iedere man dat deed, had hij zijn hoed opgezet. Gelukkig was het niet meer zo koud als in de voorgaande week. Toen lag de temperatuur in de nacht onder de nul graden. Vandaag zou het overdag beslist een graad of vijf worden. Casper was op weg naar het gemeentehuis aan de Grote Markt om daar aangifte te doen van de geboorte van zijn eerste kind. Zijn vrouw Johanna Elizabeth Bakker had hem een zoon geschonken. Samen beslisten zij dat dit kind naar de vader zou worden genoemd. Niet Casper Paulus maar gewoon Casper wat staat voor “schatbewaarder”.

 

 

Oorlog

Casper groeide op in zijn geboortestad en ging daar naar de Lagere School totdat het gezin in 1932 naar Amsterdam verhuisde en aan de Gillis van Ledenberchstraat ging wonen. Daar in  Amsterdam werd zijn broer Johan (1934-2004) geboren.

Als kind wist hij het beter, maar rooskleurig waren de jaren dertig niet. Een ongekend grote economische crisis was uit de Verenigde Staten overgewaaid naar Europa en had ook Nederland getroffen.

 

In Duitsland kwam de NSDAP aan de macht en Adolf Hitler trok zijn land terug uit de Volkenbond, zegde de beperkingen van het verdrag van Versailles op en bezette het Rijnland. Hij liet concentratiekampen bouwen waar communisten en socialisten zonder proces in werden vastgezet. Dictator Benito Mussolini was in Italië aan de macht en kon het met Adolf Hitler goed vinden. Europa stond aan de vooravond van een aantal dramatische jaren.

 

Op 3 september 1939 viel Duitsland het buurland Polen binnen. Het was het begin van de Tweede Wereldoorlog. Nederland hoopte net als in 1914 neutraal te kunnen blijven, maar het liep anders. Duitse militairen vielen Nederland op de 10e mei 1940 binnen. Casper Heijstek moest dan nog 17 jaar worden. De Tweede Wereldoorlog zou Casper nooit meer vergeten. Hij zou onvrijwillig in Duitsland  te werk worden gesteld. Herinneringen daaraan liet hij optekenen door een journalist van het Noord-Hollands Dagblad en werden in die krant gepubliceerd. Zijn herinneringen leest u hierna.

 

Arbeitseinsatz

Een oud vrouwtje zagen ze, helemaal in het zwart gekleed. Alleen een kooi met een kanarie had ze bij zich. Moeizaam klom ze uit een rijnaak vol geëvacueerde inwoners van het zwaar gebombardeerde Hamburg. Ze stonden erbij en keken er naar, met een opkomend gevoel van medelijden. “Hebben die piloten effe een fout gemaakt!”, klonk het ineens in keihard Amsterdams achter hen. “Die kanarie leeft nog”.

 

Nog maar net in Duitsland waren ze. Ze hadden nog niets gezien. Aan harde oorlogshumor moesten ze nog even wennen. “Mot dat nou, zo’n opmerking?”, reageerden ze. “Ja!”, zei de ander. “Dat wijf heeft misschien wel drie zonen op de wereld gezet die nou Europa terroriseren”. Stijlloos vonden we het, maar we waren toen nog niet gehard door de oorlog. Drie maanden later praatten we net zo als hij.

 

Casper Heijstek uit Heerhugowaard gaat ruim zestig jaar terug in de tijd. Terug naar 1943, het jaar dat hij negentien was, in Amsterdam woonde en niet meer aan de Arbeitseinsatz kon ontkomen. “Een NSB’er op het Arbeidsbureau had ontdekt dat ik geen leerling was, zoals mijn baas had gemeld, maar een gewone werknemer. Onmiddellijk moest ik me voor de Arbeitseinsatz melden”. “Als je het niet doet, pakken we je vader”, voegde hij er aan toe. Dat wilde ik niet op mijn geweten hebben. En onderduiken was ook geen optie. Waar moest ik zo gauw onderduiken in Amsterdam? Dus meldde Heijstek zich de volgende dag op het Centraal Station in Amsterdam.

 

 

Een dag later was hij in de Kurmärkische Zellwolle- und Zellulose-AG in Wittenberge, een stadje halverwege Hamburg en Berlijn. De fabriek produceerde zwavelkoolstof, loog en verschillende kunstvezels. Het werk was zwaar en ongezond. Vooral de zwavelkoolstofafdelingen hadden een beruchte reputatie vanwege de zwavelkoolstofnevel die er hing. Duitse politieke gevangenen werden er de eerste jaren van de oorlog tewerkgesteld. Totdat de voorraad politieke gevangenen op was en hun plaatsen werden ingenomen door nieuwe slaven.

 

Loog

Verschrikkelijke dingen heeft Heijstek gezien, gehoord en meegemaakt, waarover hij jarenlang zweeg. In het najaar van 1944 werden op het fabrieksterrein schuilkelders voor de dwangarbeiders gecreëerd. In die schuilkelders stond ook het onderste deel van een aantal twintig meter hoge opslagtanks met loog die tot aan het dak van de fabriek reikten. Toen bij een bombardement de opslagtanks werden geraakt liepen de kelders vol loog. ”Later moesten we de ketels die nog redelijk waren, herstellen”, herinnert Heijstek zich. Die kelders waren inmiddels leeggezogen, van de slachtoffers was alleen een dikke drab over. Heijstek had het geluk dat hij niet in de productie zat. Hij moest in een technische ploeg dienst doen en kwam zodoende overal op het fabrieksterrein. Overleven was het dagelijkse doel voor de honderden dwangarbeiders van de Kurmärkische Zellwolle- und Zellulose-AG. Er was gebrek aan voedsel en medicamenten. De Duitsers werden steeds nerveuzer vanwege de oprukkende Russische troepen. In dat bizarre decor speelde Heijstek tafeltennis met een groepje Franse gevangenen. Eerst met een vertimmerd houten mededelingenbord waaraan de houten Duitse adelaar nog vastzat, later op een groen geverfde grafzerk, die in afwachting van de volgende dode al vast bewerkt was met de inscriptie “Für Führer, Volk und Vaterland”. Voortreffelijk speelde die tafel, alleen gaf het woord Führer het balletje een vreemd effect.

 

In april 1945 stonden de Amerikaanse troepen aan de overzijde van de Elbe, maar de dwangarbeiders van de Kurmärkische Zellwolle- und Zellulose-AG, zo’n tweeduizend in totaal, werden in oostelijke richting gedreven. Zo begon een zwerftocht te voet van honderden kilometers, dwars door het gebied dat na de oorlog Oost-Duitsland werd. Heijstek en een andere Nederlander ontsnapten uit de groep. Voor ze het wisten werden ze ingehaald door de Russische soldaten, die niet zachtzinnig te werk gingen. Overal werden de vrouwen besprongen. Natuurlijk deugde dat niet, maar wij begrepen het wel. Die Russen waren opgerukt over de beenderen van hun landgenoten en zagen wat het Duitse leger had aangericht met moordpartijen en verkrachtingen. Uiteindelijk lukte het Heijstek om het door de Amerikanen veroverde gebied te bereiken. Met een goederentrein kwam hij samen met honderden andere dwangarbeiders in Limburg terecht, waar hij werd opgevangen in een nonnenklooster.

Heijstek woont al jaren in Heerhugowaard. Hij zegt zijn bewogen oorlogservaringen veertig jaar te hebben uitgebannen. Hij wilde er heel lang niet meer aan denken en zeker niet over praten. “Wakker heb ik er niet van gelegen, maar ik wilde het verleden begraven. Ik had iets van zand erover’, opnieuw beginnen. Ik wilde er niet bij stil blijven staan”. Totdat er in de jaren tachtig eindelijk aandacht kwam voor de voormalige dwangarbeiders. Dat gebeurde toen in Duitsland werd besloten tot een schadevergoeding aan de dwangarbeiders en aan andere slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Er werd een vereniging van ex-dwangarbeiders opgericht die met succes de vroegere tewerkgestelden in de Duitse oorlogsindustrie, opriep de ervaringen op papier te zetten.

 

Te hoog

Ook Heijstek schreef zijn uitgebannen oorlogservaringen van zich af, maar zijn verwachtingen over de erkenning van de vroegere dwangarbeiders als oorlogsslachtoffer, waren achteraf kennelijk te hoog gespannen. “Van een vergoeding aan ex-dwangarbeiders is niets terecht gekomen. Ik had een aanvraag gedaan bij het Ministerie van Sociale Zaken, maar dat werd afgewezen. Kreeg je een vaag verhaal te horen over criteria zus en criteria zo. Die waren ineens aangescherpt. Ik viel buiten de boot. Nou ja, ik had er eigenlijk al niet meer op gerekend. Het ging me trouwens niet om het geld, want dat was toch veel te weinig voor al die slachtoffers van de Arbeitseinsatz. Het ging me meer om een stuk erkenning. Ik heb op een vergadering van de vereniging nog voorgesteld om met dat geld een monument op te richten, met daarin de namen van de slachtoffers. Maar iedereen had natuurlijk guldentekens in zijn ogen. Ze dachten allemaal rijk te worden”. Wat me nog het meest stak was de opmerking van de toenmalige staatssecretaris Elske ter Veld. “Hadden ze maar niet naar Duitsland moeten gaan”, reageerde ze toen bleek dat er niets van een uitkering aan de dwangarbeiders terecht zou komen. “Hadden ze maar moeten onderduiken”. Mijn haren gingen recht overeind staan. “Weer iemand die er niets van begrepen heeft”.

 

Bron: Noord-Hollands Dagblad

 

 

Genealogie

Casper Heijstek is geboren op maandag 17 december 1923 in Haarlem, zoon van Casper Paulus Heijstek en Johanna Elizabeth Bakker. Casper trouwde, 27 jaar oud, op zaterdag 30 juni 1951 in Amsterdam met Petronella Klein, 21 jaar oud. Petronella is geboren op donderdag 27 februari 1930 in Amsterdam, dochter van Jacobus Klein en Petronella Koopman.

Casper overleed 83 jaar oud in Bergen (NH) op 31-12-2006.